Märklin catalogus nummer 3346
Op onze testbaan staat vandaag een bijzondere en mooie set. Een dubbele V36 diesellocomotief. De set is door Märklin geproduceerd tussen 1984-1985 en was destijds een unieke (toen nog analoge!) set. Beide locs hebben namelijk een werkende motor en alle assen zijn aangedreven. Een dubbeltractie geeft bij het grootspoor meer vermogen en trekkracht, en dat werkt vanzelfsprekend ook in de modelversie ook zo.
Een set die we al in de collectie hebben past heel mooi bij deze locomotieven. Märklin 2858 Buurtverkeer reizigerstrein set van de DB. https://wiki.3rail.nl/index.php?title=M%C3%A4rklin_2858
Op het filmpje een korte impressie van beide sets.
Meer informatie en afbeeldingen: https://www.bundesbahnzeit.de/seite.php?id=480
en op https://wiki.3rail.nl/index.php/Bouwserie_V_36
Diesellocomotief Baureihe V 36
Ontwikkeling
Deze V 36 diesellocomotieven werden eind jaren ’30 gebouwd in opdracht van het Duitse leger. De oorspronkelijke aanduiding was WR 360 C 14, wat stond voor Wehrmachtlocomotief voor Regelspoor met 360 Pk, Asvolgorde C (drie gekoppelde drijfassen) en een aslast van (ca.) 14ton.
De locomotieven werden gebouwd voor plaatsen met een verhoogd explosiegevaar, bijvoorbeeld bij raffinaderijen, opslagtanks en munitiedepots. Maar ze werden ook ingezet in havens, op vliegvelden, etc. waar de rookpluim van een stoomlocomotief de locatie van zou kunnen verraden. De locs hadden een topsnelheid van 55 tot 60 km/h.
Bedrijf
Na de oorlog werden de locs over een groot deel van Europa verspreid. Ze vonden een onderkomen in Oostenrijk, Italië, Frankrijk, Hongarije en de Benelux. De meeste locs bleven echter in Duitsland en zowel de Deutsche Bundesbahn als de Deutsche Reichsbahn namen de locs in gebruik. Ze kregen de typeaanduiding V 36. In 1968 nummerde de DB ze om naar Baureihe 236. Ze werden nog tot 1981 ingezet. Bij de DR kregen ze in 1970 de aanduiding 103 en werden ze pas in 1985 buitendienst gesteld.
Bij de DB werden de V 36’s van type 1, 2 en 4 veel ingezet voor en achter reizigerstreinen op lokale lijnen. Omdat deze treinen in pendeldienst reden, duwde de locomotief de trein op de terugweg. Om dit mogelijk te maken werden vierassige rijtuigen, maar ook een aantal donderbussen, omgebouwd als “stuurstandrijtuig”. Dit kwam er op neer dat de machinist in het voorste rijtuig stond en dat de locomotief, die met de neus naar de rijtuigen was gericht, bediend werd door een zogenaamde “machinetechnische begeleider”. De machinist bediende de remmen en de commando’s naar de loc werden met een zogenaamde „Maschinen-Telegraph“ verstuurd. In feite was dit een bel aan een touwtje. De locbestuurder kon de trein vanuit z’n cabine overzien zoals een kapitein op de brug van een schip.
Met de komst van sterkere locs, zoals de V 60 werden de V 36’s onder andere nog ingezet voor licht rangeerwerk. Een aantal locs doet tegenwoordig nog dienst bij museumspoorlijnen.
V.36 als Y 50100 in Frankrijk
Aan het eind van de 2e wereldoorlog waren deze locomotieven verspreid over diverse landen in Europa. In Frankrijk bevonden zich 10 stuks van deze locomotieven welke bij de SNCF als bouwserie Y 50100 werden ingedeeld. De locomotieven hadden de bedrijfsnummers Y 50101 t/m Y 50110. Ze werden in 1971 en 1973 ter zijde gesteld.
V.36 als Type 231 in België
In België werden drie locomotieven van dit type achtergelaten door het Duitse leger. Eén exemplaar werd overgenomen door de NMBS waar ze ingedeeld werd als Type 231 en het nummer 231.01, later 231.001, kreeg.
Bron:Wikipedia [1]